Ik heb gewerkt, ik heb gebeden
Ik heb geworsteld met 't verdriet
Ik heb gebogen als het riet
En soms heb ik 't met laffe vlucht gemeden
Nu stelt 't zich ondoordringbaar voor mijn
Staren
Als van de nacht het nevelig begin
Maar als een lichtende lantaren
Hef ik U op en volg U 't duister in