Ik ben benauwd voor mijn wekker
Ik ben benauwd voor ‘t witte blad
Dus ik trek de eerste uit de stekker
Ik maak niets af. Ik leef in ‘t klad
Ik ben benauwd alleen in ‘t donker
En met zoveel hier overdag
Er is geen ontkomen aan het gekronkel
En ‘t is altijd ergens nacht
Ik heb gebluft, ik heb gelogen
Ik liet iedereen in de waan
Ik kan niet anders dan ontgoochelen
‘k Heb het mezelf aangedaan
Met wat woorden op een blaadje
En wat noten in mineur
Ben ik een vogel voor de kat
Een mug op een witte muur
Ik lig wakker van de wereld
Hier te stinken in mijn nest
Soms krijg je knikkers voor uw parels
Soms krijg je geld voor uw mest
En als mijn kinders mij gaan vragen:
‘Vader, hoe, waarom of wat?’
‘Ach, ik vul ook gewoon mijn dagen
Vraag dat maar aan uw ma.’