Herman van Veen
Pom pom pom
Met het zand nog in je ogen en de haren uit de slaap
Begin je zacht te pommen terwijl ik luidkeels gaap

Jij waggelt en wiegt kwiek en snel naar buiten
Ik zou het liefste mijn ogen nog wat sluiten

Maar dan ineens weer hoor ik jou
Je pom pom pom pomt
En rechtop in mijn bed besluit ik
Dat de lente komt

Want als jij pom pom pomt
Dan weet ik haast wel zeker dat de lente komt

Dat alles bloeien zal en de zon ons gaat verwarmen
Dat ik zonnemelk zal smeren op mijn bovenarmen

Dat alles ruikt én dat de gordijnen
's ochtends altijd weer een lichtje laat schijnen

Want als jij pom pom pomt
Dan weet ik haast wel zeker
Dat de lente komt