Herman van Veen
Meneer
Waar is die god, die zegt dat mijn zoon
Niet anders dan vrouwen beminnen mag, meneer?
Waar huist die god, die zegt dat mijn dochter
Niet anders dan mannen beminnen mag, meneer?
Waar schuilt die god, die van mening is
Dat kinderen eigendom van volwassenen zijn, meneer?
Waar leeft die god
Die voelt dat liefde selectief is, meneer?
Waar spreekt die god
Die meent dat hij of zij, die zo veel meer en meer nog dan anderen heeft, geen dief is
Meneer?
En ik zal knielen en een kleedje kopen
Voortaan gesluierd gaan
En me besnijden
Varkenshaasjes laten liggen
Bier en wijn vergeten
Kippensoepjes eten
Mijn handen vouwen
En mijn hele dood en leven, aan hem of haar of het
Toevertrouwen
Meneer?
En ik zal knielen en een kleedje kopen
Voortaan gesluierd gaan
En me besnijden
Varkenshaasjes laten liggen
Bier en wijn vergeten
Kippensoepjes eten
Mijn handen vouwen
En mijn hele dood en leven, aan hem of haar of het
Toevertrouwen
Waar is die god?
Waar huist die god?
Waar schuilt die god?
Waar leeft die god?
Waar voelt die god?
Waar spreekt die god?
Waar in godsnaam god?
(meneer)
Waar is die god?
Waar huist die god?
Waar schuilt die god?
Waar leeft die god?
Waar voelt die god?
Waar spreekt die god?
Waar in godsnaam god?
(meneer)
Waar is die god?
Waar huist die god?
Waar schuilt die god?
Waar leeft die god?
Waar voelt die god?
Waar spreekt die god?
Waar in godsnaam god?
Waar is die god?
Waar huist die god?
Waar schuilt die god?
Waar leeft die god?
Waar voelt die god?
Waar spreekt die god?
Waar in godsnaam god?
Waar is die god?
Waar huist die god?
Waar schuilt die god?
Waar leeft die god?
Waar voelt die god?
Waar spreekt die god?
Waar in godsnaam god?
Waar is die god?
Waar huist die god?
Waar schuilt die god?
Waar leeft die god?
Waar voelt die god?
Waar spreekt die god?
Waar in godsnaam god?