Boudewijn de Groot
Maria
[Songtekst van "Maria"]

[Verse 1]
Maria zit aan de gracht
Heel stil in Courts Mahler te lezen
Ze zou zo graag de gravin willen wezen
Die bleek van smart op haar minnaar wacht
Het theelicht, de lamp, het behang met de rozen
Tekens van "Net als bij moeder" voor jonge matrozen
Die buiten passeren en grijnzen en fluiten naar haar

[Chorus]
Maria kijkt niet op, de gravin die wacht
Ze slaat de bladzij om en lacht

[Verse 2]
Maria zit voor het raam
De gracht wordt een park met het maanlicht met bomen
Ze wacht op 't bordes tot het rijtuig zal komen
Langs de vijver, over de oprijlaan
De baron met zijn mantel van zij komt gereden
De paarden staan stil en ze gaat naar beneden
Ze valt in zijn armen
En buiten staat eenzaam een man op de gracht

[Chorus]
Maria kijkt hem aan, ze lacht
Ze slaat de bladzij om en wacht
[Verse 3]
Ze ziet zijn gezicht
Een man komt de stoep op, verlegen en haastig
Het boek legt ze neer op tafel naast zich
Ze knikt en doet de gordijnen dicht
Ze laat hem begaan met starende ogen
Met zijn ruwe onhandige lichaam
Van eindelijk eens mogen
En over zijn schouder kijkt ze naar de bloemen op 't behang

[Chorus]
Die rozen heeft hij voor haar meegebracht
Ze sluit haar ogen en ze lacht