Boudewijn de Groot
Heksensabbath deel 2
De metingen zijn verricht. Een vrouwzachte stem streelt de handelingen van Mefistofeles, de magiër van het losse land
In de schaduw van een nieuwe maan, op de grens van de randgeaarde wereld
Strekt het gebied van de magister zich uit onder een dekmantel van zeer gewone dingen

Onlangs stond in een strook van bergen de man op een vrouw gelijk
Hij bezat de formules waarmee een vrouw tot man werd

De kleuren van zijn stem, de bruine ogen in zijn gelaat, de lange strengen van zijn haar
Het hanteerde met simpele gebaren het gebergte tot grondstoffen voor de homunculus:
Kind buiten de moeder, kind uit de moeder, zoals hij, Torralba en Gauricus
De spreuken van zijn heer, meester-magiër Paracelsus, astroloog en alchemist
Keerden nu weer in de gedaante van de homunculus: het kind buiten de moeder
Kind uit de moeder, zoals hij, Torralba en Gauricus
In de diepte van vele spelonken droegen vrouwen ertoe bij dat formules elementen smolten
Zoals het zand tot spiegels werd, uit het niets gelijk; de homunculus: het kind buiten de moeder, kind uit de moeder
Zoals hij, Torralba en Gauricus
Maar Swedenborgh al vloog Stockholm voorbij om achter zich de vlammen te zien van een catastrofe in zijn gedachten
Zoals ook de homunculus werd het kind buiten de moeder, kind uit de moeder, zoals hij, Torralba en Gauricus

En daar zitten ze, de duivel en Tlazolteolf, koningin van de sabbath, gekroond als koningen, koninginnen, die op aarde sterven in geld en marmalade
Prinsen en prinsessen wier pruiken schroeien in de vlammen van het brandend kruis
Daar zit hij, de duivel wiens kont is gelikt en die zich nu tegoed doet aan het vlees van verkoolde kinderen
En voor zijn troon dansen en zingen heksen te zijner ere

Kinderen van Arion
Kinderen van Nerion
Kinderen van Ur
Balder en sater
Kinderen van de maan
Dochters van Varaan
Zonen van Waldaan
Noem de naam
Van Ra en Baldur
Kinderen van Ur
Myrthe en Syra
Vrouwen van de god
Achter de stromen
Achter de bomen
Waar de trollen wonen
Noem de naam

Goden en saters
Langs koele waters
Preken wat waar is
In de naam van Ra
Dochter en zoon
Heer van de troon
Is Loön de Ikoon
Noem de naam

Van Jim-John de dwerg
Nicht van de berg
Van de god Alister
Waar woont de zwaan?
Kinderen van de maan
Dochters van Varaan
En de god Waldaan
Noem de naam
Noem de naam Arfistel
De naam Mefistel
Vouw het epistel
Brand het en tel tot vier
Satan is hier, Satan is hier
Satan is hier, Satan is hier
Satan is hier, Satan is hier

En dan wijken allen voor hen die van verre kwamen en nieuw zijn: de Nieuwgekomenen

Alegremos, que gente nueva tenemos, alegremos

En dan wijken allen voor hen. Welkom in de naam van Satan en zijn volgelingen. In stilte stijgen zij af als zij kwamen op bokken die langs maan en
Nevelvlek hun weg vonden naar hier. Dan lopen ze langzaam in een rij naar het gevallen kruis en vertrappen het in afschuw en woede
In hun weelderige gewaden naderen ze nu de troon van de kwade monarch die opstaat... Nieuwgekomen zijn zij die het kruis vertrappen. ... en zijn hand heft
Men knielt en wacht. Nieuw zijn zij die de bijbel spuwen. De vrouwen met lange rokken van welstand en adel... Nieuw zijn zij die de kleren scheuren
...besmeurd met modder en mos. Heren die in het achterland paraderen... Nieuw zijn zij die de duivel kussen. ...als God en Gabriël en
Nu wachten op het doopsel van de duivel. Nieuw zijn zij die hun kind aanbieden. In hun gevouwen handen bieden zij ziel en zaligheid
Nieuw zijn zij die zich aan het mes verwonden. Ze worden tot dienaar en dan... Nieuw zijn zij die zich laten bezitten
...is het moment gekomen dat zij hun nette kleren afdoen. Welkom. Alles voor Satan. Schamel en naakt maar in uiterste vervoering zijn zij tot alles in staat
Alegremos, que gente nueva tenemos, alegremos. Ze kussen eerbiedig zijn billen

Dan breekt de hel los

Ze worden gillend omringd door toekijkende trollen, kollen en kobolten. De heksen krijsen en dansen. Wij dansen, schreeuwen, splijten de aarde
Onophoudelijk, tot schuimens toe, geverfd in felle kleuren, zwepen wij elkaar op en werpen rook en vuur. We scheuren de nevels aan flarden en stijgen
We stijgen. Wij stijgen in cirkels en spiralen, door lovertakken, spinrag, terwijl raven en nachtvlinders ons omringen en leiden tot boven boomtoppen en
Torenspitsen. In een roes van spattend hellevuur verlaten wij de heuvel, naar boven, naar Zenith en Zodiac, naar hel en duivel
Wij, Torralba en Gauricus, Tlazolteolf, Paramon, Liba en Avernos, Palo, Hash, Gondelin, Albertus Corsius, Anthonius Vorsius en Grotius...
De enkele ongenode gast, per vergissing aanwezig en nu achtergebleven, zet zich na de schouw tot het voorbereiden van sagen en legenden
Het afschrikwekkend voorbeeld voor een volk in het achterland

De wind verstuift het zand en bedekt de sporen van Satans voze volgelingen die wachten op de avond