Boudewijn de Groot
Achter Glas
Ik zag mijn vader achter glas
In witte tropenkleren
Ik vroeg hem hoe het vroeger was
Toen hij nog vrouwenjager was
Zoals zovele tropenheren
Onder de palmen van Soerabaja
De groene dreven van Bandoeng
De geur van de Djeroek Peroet
Maar hij zweeg
Zoals hij altijd had gezwegen
En hij zweeg voorgoed
Ik zag mijn moeder achter glas
Als kleine witte vlinder
Ik vroeg haar hoe het vroeger was
Toen zij een jonge moeder was
Nog door geen angst gehinderd
Aan het strand van Soerabaja
De koele tuinen van Bandoeng
Het geluid van de Perkoetoet
Maar zij zweeg
Liever had ze niet gezwegen
Maar zij zweeg voorgoed
Ik zie mezelf achter glas
Als oude grijze jongen
Ik weet niet hoe het vroeger was
Toen ik nog pasgeboren was
Mijn leven onbezongen
Onder het bloed van Batavia
De hongersdood van Tjideng
Gebogen in de jappengroet
Waar mijn moeder zweeg
Waar mijn vader zweeg
Omdat zij wel moesten zwijgen
En sindsdien hebben gezwegen