Heidevolk
Het dwalende licht
In het avondlicht dat door de bladeren valt
Haast een man zich door het oude woud
Volgt het pad naar zijn eigen haard
Voordat de nacht in gaat
De schemer breekt door een schim van vuur
Een helder licht in het avonduur
Verschrikt, verbaasd wijkt de man
Van het pad en van zijn plan
Luister naar de stemmen in de nacht
Hoort de roep in de duisternis
Volg geen schim en wijk niet van het pad
In het uur van het dwaallicht
Het dwalende licht
Ziet hem dwalend in de nacht
Betoverd door het zielenlicht
Verdoold, verloren in een wilde jacht
Blind voor 't gevaar dat voor hem ligt
Het moeras opent zich onder bladergrond
Een angstige schreeuw in de nacht verstomd
Verzwolgen door de aard na een hevige strijd
Verloren, zijn verzet ten spijt
In het ochtendgloren, bij het breken der dag
Als de klokken luiden in het schemerlicht
Herleeft het woud rond het graf
Van de man die voor het dwaallicht zwichte
Nu bij het vallen van de avond
In de schaduw van de bomen
Ontsteekt hij zijn eigen licht
Voor de zielen die tot hem komen